U bent hier
Definitieve bescherming van twee herenwoningen en gemeenteschool 1 in Vilvoorde door minister-president Geert Bourgeois
Geert Bourgeois, Vlaams minister-president en Vlaams minister van Onroerend Erfgoed, beschermt de herenwoning Delacre, de directeurswoning Keller en de Gemeenteschool nummer 1 met badhuis in Vilvoorde definitief als monument.
“Een stad of gemeente wordt aantrekkelijker door de bescherming en bewaring van de historische gebouwen. Het Vlaams bouwkundig erfgoed is bijzonder divers en kwaliteitsvol, niet het minst vanwege onze rijke geschiedenis. Daarom voer ik een duidelijk en actief beleid inzake de bescherming van monumenten.”, zegt minister-president Geert Bourgeois.
De herenwoning Delacre is een prachtige fin-de-siècle-woning in de industriestad Vilvoorde. Pierre Delacre liet de woning in 1893 bouwen. Hij was de zoon van Charles Delacre, oprichter van het chocolade- en koekjesbedrijf Delacre. Het familiebedrijf bracht in 1883 zijn volledige productie over van Brussel naar Vilvoorde. Vader Delacre liet daarom ruime fabriekshallen bouwen achter de spoorwegbedding ter hoogte van de Mimastraat.
Voor het ontwerp van de ruime eengezinswoning deed de familie vermoedelijk een beroep op de toenmalige stadsbouwmeester van Vilvoorde Jean Hauwaert. Als ontwerpstijl kozen bouwheer en ontwerper voor de neo-Vlaamserenaissance-stijl, een vormstijl die aan het eind van de eeuw in menig Vlaamse stad furore maakte. Deze traditionele stijl stond immers garant voor ‘degelijkheid’ en ‘traditie’. De woning werd tot de jaren 1920 bewoond door de familie Delacre.
“Deze stadswoning is vandaag de dag het enig bewaard bouwkundig relict in Vlaanderen dat de rijke geschiedenis van het familiebedrijf Delacre in herinnering brengt. De woning vormt dus een laatste getuige van een van de meest iconische familiebedrijven uit het fin-de-siècle in Vlaanderen.”, zegt minister-president Geert Bourgeois.
De voormalige directeurswoning Keller in de d’Aubreméstraat in Vilvoorde is een ruime herenwoning in neoclassicistische stijl. De woning werd in 1873 gebouwd in de nieuwe stationswijk. Die wijk legde men aan in het laatste kwart van de negentiende eeuw op het oud adellijk landgoed van de familie d’Aubremé. De ruime stadswoning was een van de eerste woningen die in de nieuwe wijk tussen de spoorlijn en het stadscentrum werd opgetrokken.
De woning werd aan het eind van de negentiende eeuw gekocht door Charles-Joseph Keller (1856-1929). Deze vermogende industrieel en directeur van de Vilvoordse kruitfabriek van de ‘Société Belge des Explosifs Favier’ liet de woning in 1905 aanzienlijk uitbreiden en verbouwde deze tot een van de meest luisterrijke herenwoningen van Vilvoorde. De ruime rookkamer en grote feestzaal op de gelijkvloerse verdieping met hun rijke neo-Lodewijk XVI-inrichting zijn hier een bewijs van. De originele planindeling van de woning bleef zo goed als volledig bewaard en toont een strikte scheiding tussen woon- en werkgedeelte, met wachtkamer en bureau aan de straatzijde en leefruimtes achterin. De grote feestzaal heeft een lengte van meer dan 17 meter en werd gebouwd om een groot aantal gasten te kunnen ontvangen in de woning.
De historische aankleding van de interieurs is op veel plaatsen gaaf bewaard. In veel ruimtes zijn de originele binnendeuren, lichtkoepels, schouwmantels, stucplafonds en lambriseringen bewaard. Zowel het ontwerp als de uitvoering van een aantal erfgoedelementen, waaronder stucwerk en binnenschrijnwerk, is kwalitatief hoogstaand.
De eclectisch getinte straatvleugel van de Gemeenteschool nummer 1 werd in 1923-1924 gebouwd als een uitbreiding bij de bestaande schoolgebouwen uit 1908. In het gebouw bevonden zich een overdekte speelplaats, een turnzaal, een badhuis en een portierswoning. Die oorspronkelijke functies van het gebouw zijn grotendeels bewaard in de school die nu is ondergebracht in het gebouw, de stedelijke school voor Aangepast Beroepsonderwijs de VeSt.
Daniël Francken, een Brussels architect, ontwierp de school. Francken ontwierp verscheidene schoolgebouwen met badhuis, meestal met een opvallende gevelarchitectuur.
De buitenkant van de school wordt gekenmerkt door het gebruik van kwalitateitsvolle, lokale materialen, namelijk een combinatie van baksteen met natuursteen uit de Condroz. De straatgevel is voorzien van een regelmatige ritmering, verlevendigd met subtiele variaties en kleurrijke, decoratieve accenten in het materiaalgebruik. Elke travee is gemarkeerd door een mozaïek met een belerende spreuk in een kader met een zwierige vormgeving die aanleunt bij de art nouveau. Die mozaïeken versterken de kwaliteit van het gebouw, dat een totaalkunstwerk vormt in het exterieur en interieur.
In de school werden blikvangers uitgewerkt zoals de verzorgde uitwerking van de ijzeren trappen en bijhorende trappalen, en de vloeren in granito. Het badhuis heeft nog de originele inrichting met hygiënische, makkelijk te onderhouden granito vloeren en betegelde douchecellen met geïntegreerde kapstokken en zeepbakjes, uitgevoerd door de Compagnie Générale d’Hygiène in 1924.